Maar een was de liefste en was ook de laatste Ze woont in Den Haag, in de buurt van het Plein; Ze weet het niet eens - en hoe kon ze ook weten Dat zij juist de liefste en laatste zou zijn?...
Ik heb haar ontmoet op het Spui bij de Poten Ik was al van plan om naar huis toe te gaan Het liep tegen zessen, het werd alweer donker Toen kwam ik haar tegen en keek ze me aan Ze keek niet brutaal, en ze keek niet lichtzinnig - Een aardige vrouw, een passerende man... Ik greep naar m'n hoed, en toen lachte ze even Alsof ze wou zeggen: toe, stel je niet an!
We hebben bij Heck toen een borrel gedronken Daar was ze nog nooit in haar leven geweest Wij zijn blijven eten en later gaan dansen... Dat werd het begin van een zevendaags feest Ik had nog een week voor m'n boot zou vertrekken En zij wist niet eens waar Batavia lag En toch zijn we samen naar Brussel vertrokken: Dat noemden we beiden toen Hemelvaartsdag!
Ik weet niet meer hoe we de dagen verfoven Ik deed en ik dacht als een prille student En zij heeft me, net als Marietje van vroeger Gekust en met alles en nog wat verwend Zo schreef ik de laatste roman in m'n leven Nog net op de grens van m'n veertigste jaar Met haar op m'n schoot in het bos van Tervueren... Ik weet niet meer hoe en ik weet niet meer waar!
En toen, op een dag, net als andere dagen Toen telden we - och, en dat weet je vooruit! - Van 't laatste kwartier weer de laatste minuten... En toen sloeg de klok... en het liedje was uit...
Want een is de laatste en meestal de liefste; Die brengt je tot slot met een traan naar de trein - En wuift... en vergeet... en trouwt later een ander Van wie ze noch liefste noch laatste zal zijn!