Er was er eens een heel klein rozenblad Dat groeide aan een roos en die was rood En op een avond ging dat roosje zo maar dood Ze daalde zachtjes nar de grond en dat was dat
Maar toen kwam er een dolle wind voorbij Die blies haar van 't zuiden naar de noord En hij zei dingen die ze nog nooit had gehoord "Kom", zei de wind, "kom liefje, kom, ik maak je blij"
Ze kon die dwaze wind maar niet weerstaan En gaf hem alles waar hij haar om vroeg De wind nam alles aan, want hij kreeg nooit genoeg Ze dansten samen heen en weer en af en aan
Maar 't windje was een heel slecht exemplaar Hij droeg haar wel heel aardig in 't begin Maar op een slechte dag woei ze de modder in Toen blies hij vrolijk verderop en liet haar maar
Heeft u misschien een rozenblad gezien In 't builnis in de goot van deze stad Weet, dat was eens een heel mooi rozenblad De wind is weg, maar zij is er nog wel, misschien
Het spel waaraan ze deelnam werd haar dood En de wind, die ze zo lief had, woei maar door Ik geloof dat ik haar soms nog aan m'n voordeur hoor Ik noemde haar een rozenblad, haar kleur was rood