Als iemand spreekt van kakie of van taretje Van heit-ie, zeit-ie, leit-ie of van plaas Of voor sigaar gebruikt het woord segaretje Of spreekt van iemand met een reuze praas Wanneer hij zegt: "Me zulle en me benne" En van zijn eigendommen zegt: "Das fammain" In plaats van kunnen 'kanne' zegt of 'kenne' Dan moet hij vast een Rotterdammer zijn
Als iemand spreekt met 'hullie' en met 'zullie' Of 'mandes', 'kippes', 'naaldes', 'meides' zegt Wanneer hij klest van 'wullie' en van 'hullie' Of zegt 'hij leit' in plaats van ligt of legt Als hij in plaats van zagen zegt 'me zagge' Plaats Lommerrijk betitelt: 'Vrouw Remeijn' Of als hij zegt 'dat mos gewoon niet magge' Dan moet hij vast een Rotterdammer zijn
Als iemand spreekt van 'Slaak-kaai' en van 'Staiger' Van 'Rooie Zand' en 'Jonkefrankestraat' En als ie zegt: 'Me gaan een Blaakie-pikke' En voor de Dijk zijn hart nog vurig slaat Wanneer-ie steeds nog spreekt van 't Delfse bootje Van 't Slagveld en van 't mooie Callandplein Zegt ie voor zestig centen: 'twaluf-stuiver' Dan moet 't een ouwe Rotterdammer zijn