ik heb geen vrouw om te minnen geen dochter die bloost geen boeken of kranten geen antwoord van troost geen zakdoek voor tranen geen plaats in de hel geen plaats in de hemel of aandelen in de Shel ik heb geeh bed om te dromen hoe het morgen zal zijn geen hond die zal waken al was hij nog zo klein geen kroeg met wat vrienden om te spelen een spel geen boom voor wat schaduw want de zon die steekt zo fel
maar wel heb ik een mening en daar kom ik voor uit en heb ik een geweten met een stem zo luid en heb ik een maling aan een rang of stand en heb ik vuile nagels aan mijn rechterhand
ik kreeg geen onderscheiding geen lint op mijn borst geen enkel medaille geen hand van een vorst zelfs geen klap op mijn schouders al was het maar één keer van iemand die 't goed meende daarna nooit meer ik heb geen vrucht en geen noten geen sfeer om me heen geen angst voor de groten geklaag voor geween geen lachende narren hoe zot ze ook zijn geen acht op het sarren het gekonkel, venijn
daarover heb ik een mening en daar kom ik voor uit en heb ik een geweten met een stem zo luid en heb ik een maling aan een rang of stand en heb ik vuile nagels aan iedere hand