Een toren meet de ruimte
Een toren meet den tijd
De paarden in zijn schaduw
De boom, de eremijt

De kramers en soldaten
Wat op den heuvel staat
Het voelt de zachte stroming
Die over de aarde gaat

Op 't hekken zitten de zwaalwen
(Ze komen van overal)
En rusten op hun reize
Naar Spanje en Portugal

De windhaan op zijn spille
Hij ziet den avond na
Een jongen langs den wegel
Trekt zijn harmonika

Tussen de blauwe spleten
En vensters van 't geblaert
Ziet men een wondren visser
En zeilen op de vaart

En daar is dan ten laatste
Een meisken nog geweest
Zij zong een bitter liedje
En gaf meteen den geest