Ik kom al jaren niet meer buiten en ik ben toch nog goed ter been Ik zit al jaren op de bank hier met mijn verleden om me heen Ik ga beslist niet meer de straat op en helemaal niet op bezoek Ik sterf al meer dan duizend doden die twintig meter naar de hoek Moet ik echt alles vertellen, alle pijn en het verdriet Ik zit soms zomaar wat te huilen en waarom ik weet het niet
Ik ben een kind van joodse ouders, toen de duitsers kwamen was ik tien Ik ben naar Friesland toegebracht, 'k heb mijn ouders nooit meer gezien Daar in het noorden, daar was ik veilig dat zei de illegaliteit Maar ik bleef altijd op mijn hoede, op het ergste voorbereid Wat een gruwelijke jaren zo alleen en onbemind Tussen stuge boeren zonen bleef ik toch dat vreemde kind
's Avonds keek ik in de spiegel ik zag eht zelf 'k werd langzaam groot Volle lippen, mooie borsten, maar in de schaduw van de dood Oh mijn god ik wou niet sterven zonder de liefe van een man Maar als de duitsers me straks vonden nou dan ging ik dus aan Om het toch een keer mee te maen heb ik de jongste boeren zoon verleid Ik dacht dan kan ik daarna dood gaan, maar na een maand werden we bevrijd
En daar zat ik met mijn minnaar en nog wel een die mij aanbad We trouweden omdat hij dat wilde, we trokken samen naar de stad Wie ik hoopte daar te vinden, vader, moeder ome Daan Die bleken na een half jaar wachten op de dodenlijst te staan We zijn een kledingzaak begonnen, we hebben dag en nacht gewerkt Misschien dat ik toen veel verdriet had maar ik heb er zelf niets van gemerkt
Altijd maar werken in de winkel, nauwelijks vrienden ook geen kind Altijd samen met die man die ik voor een keer had bemind Het was niet zo dat ik hem haatte, nee het was een soort verbond En soms streelde ik zijn haren zoals je lief bent voor een hond Maar toen ineens acht jaar geleden kwam alsnog bij mij de klap Het was de eerste week in mei, ik dorst de deur niet uit, geen stap
Als iemand in de verte schreeuwde was ik net een bevend riet En ik voelde me verzuipen in een veel te groot verdriet En mijn allergrootste angst was dat hij zou zeggen dit kan niet thuis Dat hij me heel ver weg zou brengen voor altijd naar een gekkenhuis Maar in het diepst van mijn ellende zat hij naast me, keek me aan En zei je mag me nooit verlaten alsof ik van hem weg zou gaan
En zo bleven we maar zitten, op de bank zo met zijn twee Ik heb dagen zitten huilen en hij huilde met me mee En zo zitten we al jaren, ja de winkel is verkocht Nee we hebben sinds die dagen geloof ik niemand meer bezocht Hij zegt soms zomaar in een stilte zo ineens dag lieve vrouw Dat ik toch zolaat moest ontdekken, dat ik zoveel van hem hou