Heb medelij, heb medelij met mij Mijn vrienden, toont erbarmen met mijn lot Ik dans niet rond de meiboom, meieblij Maar stervend lig ik in een laag cachot Verlaten door Fortuna en door God Oh meisjes, minnaars, groen en dwaas en mal Oh kuitenflikkers, dansers op het bal Spits als een spies, breed als een bastion Met bellen, tink'lend als een waterval Laat gij hem daar, de povere Villon
Gij zangers, op uw vrijheid zeer gesteld Gij vrijers, pierlala's in daad en woord Die reilt en zeilt met vals of eerlijk geld Mannen van geest, ik bid u, maak wat voort U lacht en in die tijd steekt hij de moord Gij dichters van couplet, motet, rondeel Wanneer hij dood is helpt geen glas kandeel Hij zucht hier zonder frisse wind of zon Gebonden in de diepte van 't kasteel Laat gij hem daar, de povere Villon
Ach, komt hem zien in jammerlijke staat Gij edelen, van tienden vrijgesteld Die u door vorst noch keizer heersen laat En u slechts onder God en Hemel stelt Ziet hoe de honger hem gestadig kwelt Zijn tanden zijn zo lang als van een riek Niet door gebak, door droge korst en kliek En in zijn darmen kolkt geen vleesbouillon Maar water. Hij verkommert stervensziek Laat gij hem daar, de povere Villon
Passende Prinsen, jong of grijs van haar Sta met uw gratie en uw vrijbrief klaar Hijs mij dit graf uit, in een mand of ton Want varkens zijn behulpzaam voor elkaar Waar er een krijst, staan alle and're klaar Laat gij hem daar, de povere Villon