M'n lieve moe, je zoon die laat je weten Als dat ie jou nog lang niet is vergeten De cel is stil, ik hoor nou niets meer hier Dan op de gang, de stap van de cipier Die rotzak die jouw brief tot aan vanmorgen Om mij te pesten, in zijn zak verborgen Vandaar dat sinds de nacht dat jij mij schreef Jij zonder antwoord van jouw jongen bleef Om te beginnen, jij dacht nog verdomme Dat ik maar voor een jaar zou moeten brommen Nou moe, dat was goed fout want ik ben bang Dat het een vonnis was van levenslang Ik ben dus als ik het even mag verklaren Die knul niet meer van 21 jaren En onderwijl ben jij dus, laat eens zien 60 plus 50 dat is 110 Zoals u ziet, zit ik nu in Leeuwarden En al bij al is het hier wel te harden Want wij doen veel aan sport, toneel en zo En ik ben bevriend met ene dokter O. Maar ja, u snapt wel zonder overdrijven Denk ik natuurlijk dikwijls aan de wijven En als ik lig te denken op mijn bed Heb ik in mijn handen zelfs geen portret Dat van mijn meisje, dat jij hebt geschreven Dat snap ik best, zo'n griet moet toch ook leven Je schrijft dat zij nou rondhangt op de baan En steeds met andere kerels uit wil gaan Maar zeur nou niet, want vijftig jaren zonder Dat geeft gelazer en dat is geen wonder Dus dat die meid hem raakt daarvan krijg ik Als je het weten wilt, nou juist een kick En die Marie, u weet wel met die tanden Met wie ik heel wat beter zou belanden En die zo nodig sokken stoppen mot Daar moet ik regelrecht van op de pot Die kan wat mijn betreft de kolere krijgen Dus over haar moet jij maar verder zwijgen Als zij ooit gratie geven aan jouw Henk Geloof dan maar niet dat ik aan sokken denk Want je weet nooit, ik krijg misschien wel gratie Want dat gebeurde laatst ook met zo'n nazi Kom dan in godsnaam niet met die Marie Ik blijf ter plekke dood als ik d'r zie Stuur jij die sloerie, daar blijf ik bij zweren Maar god, wat zit ik nou te fantaseren Die is na al die tijd niks meer voor mij Die is nou ook de zeventig voorbij Wat heb ik nou voor onzin zitten schrijven Over ons tweeen moeder, en die wijven Want deze brief is vijftig jaar te laat Geouwehoer dat nergens meer op slaat Daar hoor ik de cipier ook al weer komen Ik ga maar van de hemel liggen dromen Het licht gaat uit, ik eindig met een kus De brief kan weg, hij hoeft niet op de bus