In het kleine vissersdorpje Aan de oude Lange Kaa Wacht de zoon van visser Kwakman Op de terugkeer van zijn pa Hij kijkt halsreikend naar de einder Van het grote IJsselmeer En gelijk een sneeuwvlok op een molshoop Daalt de winteravond neer
Overmorgen is het Kerstmis En pa moet zingen in het koor "Wat zit je daar te kleumen, Klaasje" Klinkt plots de stem van de pastoor "Ik wacht op vader, die is vissen Met Kerstmis is hij altijd thuis" "Dan moet jij maar op God vertrouwen" Zegt de pastoor en slaat een kruis
Maar het is nu al half negen En er is nog geen mast te zien Terwijl de knaap zit te vertrouwen Wordt het ongemerkt hlf tien Buiten wordt het almaar kouder Ja, zijn neus bevriest zowat Dan schiet hem opeens te binnen Als ik eens tot Jezus bad
Devoot vouwt hij de verkleumde knuistjes En vraagt: "heer Jezus, is mijn vader ver Dronken of nog aan het vissen" Dan opeens ziet hij een ster "Kijk in die ster, dat is een spiegel" Klinkt er een onbekende stem Hij kijk omhoog en ziet zijn vader Voor op het schip, die zwaait naar hem
Dit wordt de vissersknaap te machtig Hij rent naar huis, naar moeder toe Onkundig om een woord te zeggen "Wees maar gerust", troost hem zijn moe En eindelijk, na een mok anijsmelk Komt de knaap weer wat bij stem Struik'lend over zijn tong zegt hij "... Ik zag de ster van Bethlehem"
"En in die ster zag ik ons vader Zwaaiend op de voorplecht staan Ja, dat zag ik, weet nu zeker Die komt overmorgen aan" Moeder brengt de knaap naar boven En legt hem koesterend op een oor En inderdaad ontbreekt kerstavond Kwakman niet in het mannenkoor
Laat ons, kinderen, hieruit leren Te vertrouwen op die Ster Want daarin zie je steeds je Vader Ook al is hij nog zo ver