Als kind kwam ik een paljas tegen Een snoeshaan, een snuiter Een snijboon, een kwast "Wie is die kwibus", vroeg ik aan tafel "O", zei de tafel "dat is een fantast"
O, had ik de kracht der stervenden De revolutionaire wil om op te staan Dan lag ik niet in mijn nest te rotten Verlamd door de vraag Wat trek ik aan
O, had ik de vrijheid van een zwerver De wil tot lopen van iemand zonder been Dan stond ik niet te weifelen Op het kruispunt Verlamd door de vraag Waar moet ik heen
O, had ik anorexia nervosa Of een perforatie van de maag Dan stond ik niet te weifelen Voor de schappen Jongens, wat eten we vandaag
O, had ik kanker in mijn aderen Een onvermoede tumor in mijn kop Dan zat ik niet te schuiven met die asbak Asbak Steek ik er nog eentje op
O, had ik de onbezonnenheid van helden De moed der martelaren voor een ogenblik Dan stond ik niet bevend tegenover de vijand Paniek Wie schiet eerder, hij of ik
O, kon ik vertrouwen als een pelgrim Geloven als een mens in nood Dan zat ik niet te zweten in de aula Jezus Is er leven na de dood
O, kon ik mijn onvolmaaktheid accepteren Zoals de gebochelde zijn bult Dan zat ik niet te zeiken bij mijn psychiater "Dokter, is het allemaal mijn schuld Sigmund, is het allemaal mijn schuld"
O, had ik de blues van jong geliefden Van een afgewezen minnaar zijn melancholie O, had ik O, had ik maar een beetje O, had ik maar een beetje fantasie
Een fantast kruiste eens mijn wegen Ik vroeg de fantast "waar ga je heen" Hij spreidde zijn armen, knikte verlegen Kuste mijn wangen En verdween
Ik kwam een fantast Met zijn zelfportret tegen "Wat heb je betaald" Vroeg ik hem voor de lol Zijn gezicht was getekend Wie schetst mijn verbazing Toen hij zei: "De tol"