In 't kleine dierbare Nederland, waar 't leven nooit bruiste Maar z'n weg zocht, 't liefst aan de kalme kant, die men zag als de juiste Met 't woord van God als 't zondag was, tot troost voor arm en rijk Dat tevens diende als alibi voor de barre praktijk Of je eerzaam was of verachterlijk, hing af van stand en rang Aldus ging alles, van een-twee-drie, z'n gezapige gang
Tot de tijd ons dierbare Nederland ook een lift heeft gegeven Toen alom de welvaart stond aangeplant werd de armoe verdreven Vol vertrouwen sloeg men uit alle macht de handen aan de ploeg De bomen schoten de hemel in, maar net niet ver genoeg Want de Babelachtige toren, die gebouwd was, zakte scheef Men zag met groeiende tegenzin hoe de woningnood bleef
In 't kleine dierbare Nederland, wordt het een grote bende Elke dag een jereminade krant, vol met trieste ellende De bestuurders houden ons weinig meer dan sloop en neergang voor Helaas, zijzelf weten heg noch steg, en ze drammen maar door Als we willen zal er een toekomst zijn, bevrijd van angst en nood Maar nooit en nooit via deze weg, die loopt hartstikke dood