Hij had natuurlijk geen gelijk, hij stond aan de verkeerde kant Hij maakte deel uit van de horden, die een vredelievend land Op het bevel van hun dictator attaqueerden Maar hij was ook het kind, dat nooit zijn angst te onderdrukken wist En dat een Siciliaanse vrouw zelfs nu nog alle dagen mist Sinds hij in Montenegro, ver van huis, crepeerde
In het museum te Kotor Ligt nog zijn veldvles onder glas Met een gebed er ingekrast Als het bewijs hoe bang hij was Misschien het bangst van alle Italianen "Jezus, red me van de partizanen"
Nu is zijn glimlach lang verrot, de oostenwind verwoei zijn stem En in dat Siciliaanse dorp huilt zelfs die vrouw niet meer om hem Al bidt ze daag'lijks nog, opdat zijn ziel mag rusten Zijn foto staat nog op de kast, het enige wat bleef bewaard Een oude foto van een kind, met jongenswangen, onbehaard Ze kan zich niet meer heugen, dat ze die ooit kuste
In het museum te Kotor Heeft het gebed hem overleefd Dat hij ooit op zijn veldvles schreef Maar dat hem niet geholpen heeft De bangste van Benito's onderdanen "Jezus, red me van de partizanen"
De tranen van zijn commandanten zijn sinds jaar en dag gedroogd Want al hun schrammen zijn genezen en hun rangen zijn verhoogd En ach, wat zouden ze dan nog rancunes voelen? Zij hebben weer de monden vol van krijgsmanseer en burgerplicht En van hun splinternieuwe wapens staan de lopen weer gericht Al zijn ze ditmaal afgestemd op and're doelen
In het museum te Kotor Komen toeristen af en aan Maar geen van hen beseft, wat eig'- Lijk op die fles had moeten staan Maar wat hij niet gedirfd heeft te vermelden: "God verdomme alle oorlogshelden"