Geen ontkomen aan, ik ken die man Hij komt iets te opgewekt mijn kant op lopen Ik zie 't al: Bertje van der Wal In de zesde vond ik 'm ook al zo'n kwal Hij zegt: "Misschien heb ik 't mis Maar als ik me niet vergis Ben jij de oudste zoon van de bloemist Ja, jij bent Gerard zeker Goh, zeg kerel, lang geleden Wat leuk is dat, vertel 's hoe het is!" Als ik wat zuinigjes begin haakt hij al in Dat 't verdomd niet meevalt Om nog aan de bak te blijven Hij zit in vis, 'Bertjes vis' Omdat dat toch zo'n goede handel is
Nou, daar sta je dan met zo'n man Hij is binnen en ik moet nog helemaal beginnen Goed getrouwd, ginds staat z'n vrouw En 'n dikkig zoontje hengelt aan z'n hand Hij heeft een broek die knelt En 'n nek die zwelt Als hij me iets te enthousiast vertelt Van nieuwe haring En ik sta daar in m'n gele bloesje jong te wezen Even weet ik niet meer wat telt Wie is er beter af, dat is de vraag Hij met z'n palingfilialen Of ik, met m'n reisverhalen Dus ik mompel maar iets vaags van "Lekker weer vandaag"
Dan zegt 'ie tegen mij: "Maar wat doe jij Effe denken, nee, niks zeggen Wacht, ik zal 'ns raden; iets met gedichtjes Ja, ik zit er dichtbij Want jij was altijd al zo'n dromer toendertijd Dus je zit in de muziek Zie je wel, iets artistieks Maar wat doe je overdag dan voor de kost Je moet toch ook eens werken Nee, je meent 't; alleen muziek Wat 'n mazzelkont ben jij, dat is uniek" Ik word opeens heel moe, wat 'n gedoe Zelfs de etalagepoppen zien me hier staan schutteren Na vijfentwintig jaar staan ze daar Nog steeds de jongetjes van meester Van der Laar
"Kerel, ik moet weg, maar ik vond 't leuk Zeg, wacht, ik zal m'n kaartje geven, val 's binnen Breng je vrouwtje gerust maar 's mee!" "Dat zal ik doen", zeg ik dan nog Heel gedwee