Sst. Op de oever langs het water lag een grote krokodil Hij hield zijn grote bek stijf dicht, dus het was erg stil
Daar lag hij lekker lui te zonnen. Even later Kroop er nog een krokodil de kant op uit het water
De tweede krokodil lag naast de eerste in de zon En zei geen woord. 't Was zo stil als het maar kon
Een derde en een vierde kwamen liggen op de kant Een vijfde en een zesde kwamen zonnen in het zand
Er kwam er nog een bij. Die ook niks zei. Zeven krokodillen Die allemaal niks zeggen. Nou, dat geeft me toch een stilte!
Maar een nijlpaard in dit lied Kwam te voorschijn uit het riet Het dier liep zwaar te hijgen En verbrak daarmee het zwijgen Het snoof en proestte, liep te zuchten Tot de krokodillen vluchtten
En het nijlpaard zei tevreden: "Zo'n mooi plekje zocht ik net Dit is een mooie slaapplaats, dit is een prachtig bed"
En het nijlpaard liet zich zakken, sloot zijn ogen en sliep in En toen was dit lied weer net zo stil, zo stil als in 't begin Sst.