De ochtend trekt aan me voorbij en de dient de middag zich dan aan, Laat honger en de rugpijn, maar geen andere keuze om op te staan. Ik strompel naar beneden naar het brood en de thee, De wereld is in volle gang, maar ik doe nog niet mee.
Ik wacht op de nacht, Ik wacht op de nacht. En in de stilte van het donker rook ik er nog een, zielsgelukkig, helemaal alleen. Alleen.
Waarom ik zo, ik ga ervoor zolang als ik het kan, Ik douw ik heel wereld en ik trek mijn eigen plan. En hoeft er niemand iets te weten van mijn doen van mijn laten, Pleur op met je sociaal contact ik wil met niemand praten.
Ik wacht op de nacht, Ik wacht op de nacht, En in de stilte van het donker drinkt ik er nog een, Melancholisch helemaal alleen. Alleen.
En mij kan niks gebeuren er niets meer dat mij raakt, Niemand kent mij gielelroesels niemand kent mij naakt. Ik ben de ongekroond keizer in het schimmelige vocht, Als het zo mag blijven duren hoop ik dat ik honderd word.
Ik wacht op de nacht, Ik wacht op de nacht, Oh in de stilte van het donker zet ik er weer een en zweef ik door de ruimte helemaal alleen. Helemaal alleen.