Ze staat op, gaat voor de spiegel staan Laat haar ogen nog eens over al die blauwe plekken gaan Ze heeft al zo vaak op het punt gestaan Om weg te gaan, weg bij hem vandaan Maar vandaag weet ze zeker dat ze echt zal gaan Ze laat zich nooit, echt nooit meer slaan
Ze kleedt zich aan en pakt op de tast Haar schoenen, haar kleren, haar koffer uit de kast Ze kijkt naar het bed, gelukkig slaapt ie vast En ze vraagt zich niet meer af hoe het in godsnaam kon bestaan Dat handen die streelden ook konden slaan Ze moet weg, weg bij hem vandaan
Ze heeft gepraat, geschreeuwd, gefluisterd Gehoopt dat ze het ooit begrijpen zou Maar nu is ze uitgeluisterd naar zijn ik haat je en ik hou van jou Eindelijk is het afgelopen Ze gaat de trap af tree voor tree Doet in de gang de voordeur open en neemt de sleutel niet meer mee Eindelijk is het afgelopen Ze trekt de deur achter zich dicht De deur van daarna nooit meer open De deur van nu voor altijd dicht Voor altijd dicht, voor altijd dicht
Kijk daar loopt ze met haar koffer door de lege winkelstraat Waar ze nooit meer terug wil komen Elke stoeptegel van haat Waar Alles Moet Weg al zolang op de ruiten staat Waarom, denkt ze, ben ik niet eerder weggegaan Heb ik me zolang als een hond laten slaan Waarom zo laat pas begrepen waar het eigenlijk om gaat Dat je geen troost kan vinden bij de hand die slaat Ze laat zich nooit, echt nooit meer slaan
En ze laat zich ook nooit begrip meer vragen Voor een liefde die ook haat, vernedert en verraadt Ze is de hoek al om geslagen Wie weet op weg naar een liefde die alles slaat
Kijk haar bij de brug staan wachten met haar koffer in haar hand Kijk hoe ze de schepen in gedachten achter zich voorgoed verbrandt Eindelijk heeft ze durven breken Eindelijk staat ze voor de brug Die ze zo zal oversteken De brug van heen en nooit meer terug En nooit meer terug