Mijn vader is heel zuinig, hij is een slimme man Hij zegt: ik koop geen groente die ik zelf wel telen kan Hij pootte destijds bloemkool, de oogst viel reuze mee Wij aten dagelijks bloemkool, voor ontbijt, lunch en diner
refr.: Mijn vader heeft een groentetuin, d'r groeit van alles in Dat is de vitaminenbron van heel het huisgezin Maar ik mag daar niet komen want dan wordt pappa grof Dan zeurt hij, klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof
Ik trek de bietjes uit de grond, en kijk hoe groot ze zijn Ik stop ze dan weer in het gat want doorgaand zijn ze klein Als dan die bietjes doorgaan zegt pa: dat snap ik niet Maar ik vind het niet erg want ik ben niet dol op biet
refr.
Als onze erwtjes bloeien dan pluk ik een boeket Maar mama heeft ze nooit eens in een vaasje neergezet Ze zegt: pas op voor pappa, als die daar ooit van hoort Hij is zo vreselijk driftig, dan begaat hij vast een moord
refr.
Als ik een lief klein slakje vindt, zet ik hem op de sla De rupsjes zet ik op de kool maar dat mag niet van pa Die rupsen, mieren, slakken waarvan het soms krioelt Die maakt hij dood, ik denk niet dat hij iets voor dieren voelt
Mijn vader heeft een groentetuin, d'r groeit van alles in Dat is de vitaminenbron van heel het huisgezin Maar ik mag daar niet komen want dan wordt pappa grof Dan schreeuwt hij, klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof