Naakt, met een handdoek om mijn al te smalle lenden Een zeepdoos in mijn hand, mijn wangen roodgekleurd... Wie volgt! En wie volgt! Ik was pas twintig jaar, net als de hele bende: Bloot in een klamme rij van ieder-krijgt-een-beurt... Wie volgt! En wie volgt! Ik was pas twintig jaar, had nooit een vrouw bekend Daar stond ik voor het kampbordeel van 't regiment... Wie volgt! En wie volgt!
Ik hunkerde zo naar wat tederheid en liefde Of zelfs alleen een lachje, of alleen wat tijd... Maar: Wie volgt! En wie volgt! Die walmend-domme rij die mijn gevoelens griefde: Verslagen was ik al, lang voor de echte strijd... Wie volgt! En wie volgt! En dan die rotsergeant, die nicht, die halve vent Met zo'n stem maak je hele legers impotent: Wie volgt! En wie volgt!
Ik zweer hier op de eikel van mijn eerste druiper Dat ik die stem sindsdien mijn leven lang ontmoet: Wie volgt! En wie volgt! De knoflookstankstem van die altijd-dronken gluiper Dat is de stem der volkeren, van bodem en van bloed: Wie volgt! En wie volgt! Sinds dat moment is 't net of elke vrouw en maagd Die in mijn armen klaarkomt, lispelend, fluisterend vraagt: Wie volgt! En wie volgt!
Vaak denk ik: laat de volgelingen hier op aarde In opstand komen tegen deze slavernij: Wie volgt! En wie volgt! Maar soms vraag ik me af: wat heeft de meeste waarde Te volgen? Of gevolgd te worden in de rij? Wie volgt! En wie volgt! Ik hak mijn benen af, wordt non of cherubijn Of wat dan ook... als ik maar nooit meer hoef te zijn: Hij die volgt! Hij die volgt!