Wat ik nu hier vertellen zal Dat is maar een legende Maar voor een ieder int'ressant Daar niemand ze nog kende De bakers uit de oude tijd Die zongen 't maar alleentjes 't Verhaaltje van ons Dampaleis En van de kleine steentjes
Toen Lodewijk Napoleon Ons raadhuis ging bewonen Toen wilde hij zich niet zo ruw Als Bonaparte tonen Hij wou geen militair vertoon Een schildwacht maar alleentjes En 't volk liep ongestoord voorbij Daar op de kleine steentjes
Op zekere koude winternacht Het vroor toen dat het kraakte Liep daar een schildwacht heen en weer Die grote passen maakte Gedoken in zijn grote kraag Met halfbevroren teentjes Had hij nog twee uur voor de borst Daar op die kleine steentjes
Opeens, terwijl hij aan de hoek Van 't Raadhuis was gekomen Zag hij een arme vrouw, naar 't scheen Bij 't schildwachthuisje komen Ze lei er haastig 'n pakje neer Toen maakte zij weer beentjes En was verdwenen als een schim Weer van de kleine steentjes
De schildwacht ging naar 't schildwachthuis Maar hoefd' niet lang te zoeken Hij vond er 'n pasgeboren kind Gewikkeld in 'n paar doeken Hij bracht het dadelijk in 't Paleis Het kind, dat men te vond'ling lei Daar op die kleine steentjes
De Koning die 't geval vernam Liet dadelijk informeren Maar tevergeefs en toen besloot Hij 't kind te adopteren De Koning gaf het zelfs zijn naam En doopte 't "Lodewijk Steentjes" Omdat het schaap gevonden was Daar op de kleine steentjes
De Koning steeg door deze daad Bij 't volk in hoge achting Maar dat hij zo hoog rijzen zou Was buiten zijn verwachting Er ging nu haast geen week voorbij Of 'n vrouw sloop op haar teentjes Met 'n vondeling naar 't schildwachthuis Daar op de kleine steentjes
Omdat die grond voor zijn Paleis Te vruchtbaar was gebleken Besloot de vorst, hoe node ook Daar 'n stokje voor te steken Er kwam een einde aan die reeks Van pasgeboren kleintjes Toen mocht niemand meer voortaan Daar op die kleine steentjes