Aan de oever van de Rotte, tussen Delft en Overschie Zat 'n kikvors luid te wenen, met een zuig'ling op haar knie Zat 'n kikvors luid te wenen, met een zuig'ling op haar knie
"Lieve kleine", sprak de moeder, "zie je daar die ooievaar 't Is de moord'naar van je vader, hij vrat hem op met huid en haar 't Is de moord'naar van je vader, hij vrat hem op met huid en haar"
"Wel verdorie", sprak de kleine, "heeft die rotvent dat gedaan Als ik later groot en sterk ben, zal 'k 'm op zijn falie slaan Als ik later groot en sterk ben, zal 'k 'm op zijn falie slaan"
Nauw'lijks was hij uitgesproken, of daar kwam de ooievaar Greep de kleine bij z'n lurven, stopte 'm bij zijn oude vaar Greep de kleine bij z'n lurven, stopte 'm bij zijn oude vaar
Toen hij binnen was gekomen, zag hij daar zijn vader staan En toen zijn ze met zijn tweeen naar de uitgang toegegaan En toen zijn ze met zijn tweeen naar de uitgang toegegaan
En weer buiten aangekomen, zagen zij nog altijd groen Hieruit blijkt dus dat de zuren van het rotbeest het niet doen Hieruit blijkt dus dat de zuren van het rotbeest het niet doen