Het begon niet zo beangstigend in wezen Hij was jong, een jaar of negen ongeveer Toen hij merkte dat 'ie stapel was op lezen Dus hij las, alleen: hij las voortdurend meer Toen hij elf was, had hij nog gewoon genoeg aan Een roman per dag, hij hield 't nog beschaafd Maar wat later zou het minder rustig toegaan En met achttien was 'ie duidelijk verslaafd
Boeken Breng me boeken Zonder boeken weet ik echt niet goed Niet goed waar ik 't zoeken moet Ach, breng me toch een overvloed Aan boeken
Als hij wakker werd dan greep 'ie Van het Reve (... Nee, die regel doen we even over...)
's Morgens greep 'ie naar een werk van Van het Reve 's Avonds las 'ie door tot ver na twalef uur En het enige waarvoor 'ie nog kon leven Was zijn dagelijkse shot literatuur Hij verkocht zijn fiets, zijn kleren en zijn platen Het was uitstel, op een zeker ogenblik Liep hij bedelend en stelend langs de straten Voor zijn onversneden ingenaaide kick
Boeken Ik wil boeken Ik wil boeken, ik wil coute que coute Het boek dat uit de doeken doet Waarom ik aldoor lezen moet In boeken
Bleek en mager heeft 'ie zo een tijd gezworven Blind op proza en belust op poezie Maar tenslotte is 'ie haveloos gestorven Aan een overdosis encyclopedie In het leven kun je alles overdrijven Hij is dood, ik zeg het toch met wat verdriet Ik dacht: Zal ik eens een boek over hem schrijven? Maar ik heb 't maar gelaten bij een lied (Zoals je ziet)