Kleine Elsje zou een weekje gaan logeren Moeder zei: Je zult je reuze amuseren Op zo'n grote boerderij Daar gebeurt van allerlei En oom Gerard heeft me gister laten horen Dat er deze week een kalfje wordt geboren En hij zei dat jij misschien De geboorte nog kan zien En hoe gaat dat dan, vroeg Elsje aan haar ouders Nou, zei ma, eerst komt de kop en dan de schouders En na een minuut of vijf Hups, daar is het achterlijf Dan de poten en daar ligt het hele kalf Nou, daar schrok ze van, die Els van vijfenhalf Ze vroeg: Moeder, is dat waar Ja, zei moeder, dat is waar Toen zei Els: Wie zet dat beest dan in elkaar
Dat is toch kostelijk Dat is toch prachtig Nee, dat verzin je niet, dat is uniek Dat is toch kostelijk Godallemachtig Dat is fantastisch, dat is magnefiek Wat volwassenen niet durven Zegt zo'n koter van drie turven hoog En het is zo origineel, zo'n kleine monoloog Leuke dingen, die je zelf niet verzint Dat is de wonderlijke wereld van een kind
Zo was Bart eens bij een vriendje, moet u weten En ze vroegen of hij wilde blijven eten Toen de tafel was gedekt Werd de tomatensoep verstrekt Ogenblikkelijk sloot iedereen de ogen En men was een korte tijd ingetogen Bart is zoiets niet gewend Hij is niets, de kleine vent En hij zei na twee minuten onomwonden Lieve help, de soep wordt koud, is dat niet zonde Zei die vader: Elke keer Danken wij de goede Heer Voor de soep en voor de doppers en de vla Gut, zei Bert, hebt u een Heer, bij ons kookt ma Nou, die Bartje, die stond paf Ja, zei Bartje, ik stond paf Wast de Here bij u thuis ook altijd af
Dat is toch meesterlijk Dat is reusachtig Om op te zuigen, he, en zo subtiel Nee, dat vergeet je niet Al word je tachtig Dat zijn juweeltjes van de kinderziel Hou die peuters in de gaten Als zo'n broekenman aan 't praten slaat Nou, dan geeft dat vaak een uiters komisch resultaat Hij zegt eerlijk wat hij denkt en wat hij vindt Da's de verbijsterende wereld van een kind
Weet je wat die dondersteen van mij presteerde Ik was zo verbaasd dat ik me haast geneerde Drie jaar oud en zo ad rem Want we zaten in de tram Naast een manspersoon uit tropische gebieden Nota bene op de plaats van invaliden Maarten zegt: Paps, ziet u dat Hoeft die man nu nooit in bad Nou, dan Bastiaan, we zaten in een suite Want er was een oude tante op visite Met een machtig reukorgaan Onze Bas keek haar eens aan En ik dacht al: strakjes staan we mooi voor schut Want ze zijn zo openhartig, he, dat grut Ik was vreselijk nerveus Ik vroeg: Tante, tante, heus Wilt u echt geen melk of suiker in uw neus
Dat is toch kloterig En armzalig En dat wordt elke dag opnieuw bedacht Dat is toch kloterig Dat is schandalig Dat jengelt van geslacht op nageslacht Weet je nog wat die van mij zei Nou, vertel eens gauw, wat zei hij dan Hij zei: Dag meneer de koekepeer, wat vind je daar nou van God mag weten wie die lulligheid verzint De ontwapenende humor van een kind 'Olie komt van olifanten' Die verbijsterende humor van een kind 'Hebt u ook een piemel, tante' De afgrijselijke humor van een kind