De mens is reeds aeonen lang Op weg naar vrede en geluk Hij is in deze martelgang Zijn eigen zweep, zijn eigen juk Al zien wij in een ver verschiet Het zo begeerde toevluchtsoord Bereiken kunnen wij het niet En ach, wij zwoegen, zwoegen voort
Op onze leuke en gezellige pantoffeltjes Zorgvuldig afgewerkt en tevens vederlicht Die alleraardigste en fleurige pantoffeltjes Zo'n vrijetijdsgevoel en toch een net gezicht
Het was een zwarte, boze nacht Een sprokkelaar werd in zijn stulp Door twee bandieten omgebracht Zijn weduwvrouw riep luid om hulp Reeds hadden zij haar half onteerd Toen kwam, gewaarschuwd door de kat Het leger aangegaloppeerd De schurken kozen 't hazenpad
Op hun gevoerde, prettig zittende pantoffeltjes Een ware weldaad voor de menselijke voet Die zo aantrekkelijke, handige pantoffeltjes Waar je, normaal gesproken, jarenlang mee doet
Wij mensen jagen naar genot Naar aanzien, rijkdom en gemak Wie heeft nog eerbied voor 't Gebod De zonde lokt, het vlees is zwak Doordat wij ziende blind zijn voor De raadsbesluiten van den Heer Gaat onze zaligheid teloor En spoedig daalt Zijn wrake neer
Op onze honneponnig donzige pantoffeltjes Zo sterk als leer, zo warm als bont, zo licht als gaas Die ook een tikkeltje ondeugende pantoffeltjes Die ik van hem gekregen heb met Sinterklaas