In diepe slaap, de hele stad en ik ben weer op pad. Geen zin om nu al dood te gaan, er rest nog een stuk van de nacht. Kelners zetten stoelen op de tafels, het nachtvolk druipt al af. Prinses in onrustige slaap, ik stoor je liever niet. Nee, ik wil verloren gaan.
Tussen de spelers en de drinkers en de mensen van mijn soort, tussen ratés van nachtcafés van wie de toekomst werd vermoord, tussen de bluffer en de zwijger wil ik vannacht blijven. Tussen slaapwandelaars en twijfelaars en late gasten van een fuif, tussen spaghettivreters en kaartengevers speel ik mijn troeven uit.
In diepe slaap, de hele stad en ik die me bezat. Geen zin om nu al dood te gaan, er rest nog een stuk van de nacht. Emmers en borstels schrobben vloeren schoon, slaperige ochtendmensen wachten voor het rood. Prinses in onrustige slaap, ik stoor je liever niet. Nee, ik wil verloren gaan.
Tussen de spelers en de drinkers en de mensen van mijn soort, tussen ratés van nachtcafés van wie de toekomst werd vermoord, tussen de bluffer en de zwijger wil ik vannacht blijven. Tussen slaapwandelaars en twijfelaars en late gasten van een fuif, tussen spaghettivreters en kaartengevers speel ik mijn troeven uit.