Die morgen liep mijn dochtertje op straat Met twee oranje strikken in het haar En in haar hand een vlaggetje van feest Zij zong een liedje op de mirliton De zon wou niet echt schijnen Maar de wind blies zacht en mild omdat het lente was En boven de geluiden van de straat Zong zij haar liedje, zo ontroerend blij Dat buurvrouw vroeg: "Moet je een snoepje schat?" Want buurvrouw is wel goed en buurman ook En ik denk wel alle mensen die ik ken En ik denk wel alle mensen in dit land En op de grote wijde wereldbol Is niemand die de kinderen drijven wil Van bergen leed naar dalen vol verdriet Niemand is er die zijn nageslacht Van ganser harte zou willen zien verminkt Toch zijn er met de vinger aan de knop Aan deze en ook aan de andere kant Die morgen liep mijn dochtertje op straat Met twee oranje strikken in het haar En in haar hand een vlaggetje van feest Sta op en zeg het heel de wereld rond Dat niemand ooit zal drukken op de knop Dat niemand onze kinderen doden zal Want heeft 1 een hart van echt beton? Of is ook een dictator ergens klein? Laat hem dan tussen ons in gaan staan En zeggen dat ook hij de dood niet wil Maar leven in een goed en veilig land Met ons tot aan het einde van de tijd Niet een die weet hoe moe en bang we zijn Niet een die weet waarheen de mensheid gaat Naar nieuwe bloei of naar de vuilnisbelt