Ha zeilemakers al, komt hier 't zij wijs of mal; Hoort wat ik zingen zal Van al ons werk, o bloed Nooit slecht maar altijd goed Want waar werd slechts een plaats bedacht Waar wij niet zijn geacht Want waar werd slechts een plaats bedacht Waar wij niet zijn geacht
Te Amsterdam aan 't IJ, o daar braveren wij En zitten haast rij aan rij D'een naait gelijk een blits Wijl d'ander bezig is En trekt zijn linnen kleren aan Om mee aan 't werk te gaan En trekt zijn linnen kleren aan Om mee aan 't werk te gaan
Splitshorens uit een hoek, kijk elk is even kloek En haspelt met het doek d'Een naait een schoverzeil De ander onderwijl Krijgt garen O, het is hier niet als ijver dat men ziet Krijgt garen O, het is hier niet als ijver dat men ziet
En willen wij over zee voor zeilemaker mee Naar d'een of d'and're ree Wij worden geerd, gediend Ja elk is onze vriend Want zeilemakers rechte voort Zijn heren aan scheepsboord Want zeilemakers rechte voort Zijn heren aan scheepsboord
Want wie het zeilen mint, 't zij voor of tegen wind Houdt ons altijd te vrind Geen schip werd uitgerust Naar d'een of d'andere kust Of 't moet met zeilen zijn voorzien 't Kan anders niet geschien Of 't moet met zeilen zijn voorzien 't Kan anders niet geschien