Toen ik een kwajongen was, drie turven hoog Sloeg ik sterke taal uit, om een man te lijken Ik zei: "Ik weet, ik weet, ik weet, ik weet" Dat was in 't begin en in de lente
Toen ik achttien was geworden Heb ik gezegd: "Ik weet 't Nou ben ik erachter Nou weet ik 't"
Maar vandaag, nu De tijd dat je terug kijkt De tijd dat je kijkt naar de aarde Waarop je al zoveel stappen gezet hebt Weet je nog altijd niet waarom 't draait
Toen ik vijfentwintig was, toen wist ik alles Over de liefde, de rozen, 't leven, de centen Ah, de liefde, ik heb er alles van meegemaakt en genoten Maar gelukkig, net als mijn kameraden Had ik al mijn kruit nog niet verschoten In de zomer van mijn leven Heb ik nog veel geleerd
En wat ik geleerd heb, dat kun je in een paar woorden zeggen De dag waarop iemand van je houdt, dat is een mooie dag Ik kan 't niet beter zeggen Een mooie dag
Wat mij, in de herfst van mijn leven, nog steeds verwondert Je vergeet zoveel avonden van droefheid Maar nooit een morgen van tederheid
Heel mijn jeugd heb ik gezegd: "Ik weet" Alleen, hoe meer ik zocht, hoe minder ik wist Nu heeft de klok zestig keer geslagen Ik sta nog steeds voor mijn raam Ik kijk en zoek je in mezelf Nu weet ik 't Ik weet dat ik het nooit zal weten 't Leven, liefde, geld, vrienden, de rozen Je zult nooit iets weten van de klank en de kleur van de dingen Dat weet ik Dat weet ik dan ook zeker