refr.: Als ik toch 'ns rijk was Dabbe-diebe-diebediebe-dom Alle dagen biediebiedie-bom Als ik toch eens rijk zou zijn Niet zo hard te werken Dabbe-diebe-diebediebe-dom Wat ik maar een pietsiepietsie rijk Deideldiedeldeideldeideldom
Ik bouwde prompt een huis met zeventig kamers Vloeren bedekt met dik tapijt Een glazen koepel, dat voor een zee van licht Drie mooie trappen, waarvan een naar 't dak De tweede naar beneden leidt De derde dient alleen maar voor 't gezicht
Dan zouden op m'n erf de kippen en ganzen Zingen in duizendvoudig koor Snaterend, kakelend, gakkend, zo hard als 't kan En al dat 'kwakwakwa, kwekkwek, u-u-u' Dat klonk als trompetten in je oor Dan wisten ze: Daar woont een schatrijk man
refr.
Ik zie m'n Golden al behangen met juwelen En met een dubbele onderkin Koeken bakken, al wat haar hart begeert Ik zie haar trots als een pauw al wand'len door de straten Ai, wat heeft dat mens 't naar d'r zin Als ze 't hele huis tiraniseert
En de elite van de stad kwam dan bij mij om raad Ik moet ze adviseren, als een Salomo zo wijs Asjeblieft Reptellier, heel veel dank Reptellier De rabijn stelt ook uw oordeel zeer op prijs Larierie, larierie, lala
Maar 't maakt niets uit wat ik antwoord Of 't nu goed is of er naast Ben je rijk dan ben je een profeet
Als ik ooit rijk zou worden Bracht ik 't liefst m'n tijd in de synagoge door En kreeg misschien een plaats bij de Oostermuur En ik besprak met de geleerden 't heilig boek Ja, dat stel ik me zo voor Dat werd dan m'n uitverkoren uur
Als ik toch 'ns rijk was Dabbe-diebe-diebediebe-dom Alle dagen biediebiedie-bom Als ik toch eens rijk zou zijn Niet zo hard te werken Dabbe-diebe-diebediebe-dom Heer, wie schiep de tijger en 't hert U bepaalde wie of wat ik werd Maak ik van uw hemel een woestijn Als, als ik toch eens rijk zou zijn