Het varken wordt geslacht. Ze halen hem uit zijn hok. Groot en vet knippert hij tegen het licht. De gele spleetogen íets wantrouwender dan anders Twee mannen pakken hem beet. Het schreeuwen begint Vult het dorp Ze binden een touw om z'n poten. Het schreeuwen gaat over in snerpend gegil Wij stoppen onze vingers in onze oren, maar wij willen het wel zien Even flikkert het grote mes in de schrale novemberzon Dan steekt het trefzeker de slagader door De punt tot diep in het hart De doodse stilte is plotseling Bloed gutst in emmers: warm en dampend Ze binden hem vast op een ladder Over de hele lengte wordt het lichaam open gesneden Dit is het moment: de ingewanden en de blaas worden eruit gehaald Wij wachten op de blaas. Wij maken daar een ballon van. Een blauwgeaderde ballon Even buiten het dorp, bij de wei van Schuppers, gaan we plechtig naast elkaar staan Als de zon tussen drie zwarte wolken tevoorschijn komt, zodat het een poort lijkt, zullen we hem laten gaan Ik heb de ballon vast en Janusje, de zoon van de koster, concentreert zich op de hemel "Ja!!!" roept hij ineens Ik laat de ballon los Doorzichtig, in schitterende kleuren en ontrukt aan de snijgrage, bloedbesmeurde handen van de keurslager, stijgt de ziel van het varken op naar de hemel We kijken hem na, zolang als het kan Laat de biggetjes tot mij komen