D'r wordt niet zo veel op mij gelet Ik ben maar de man die de stoelen zet En 't is dat ik niet van roddelen hou Maar als ik eens vertellen wou Wa'k allemaal wist Van de fluitist Van dit concertgebouw 'k Wed dat u vrees'lijk schrikken zou
Die loopt 's nachts laat Gearmd op straat Vaak met de dirrigent zijn vrouw En gaan ze dan naar een cafe Dan wordt het meestal hallef twee
Trouwens, diezelfde dirigent Lijkt uit de zaal een nette vent 'k Vertel het liever maar niet door Wat die met meisjes uit het koor Heel goed betaald Heeft uitgehaald Daar zijn geen woorden voor
Of neem nou de man van de hobo Die slaat zijn dertien kind'ren zo En als 'ie dan die hummels slaat Dan roept 'ie ondertussen kwaad " 't Is methodiek Van de muziek Ik leer ze driekwartsmaat"
Echt waar, bij de muziek Is het zo een kliek Iedereen is rot en ziek 't Lijkt wel of het zo mot 't Is gewoon je lot Iedereen is ziek en rot
Bijvoorbeeld de man van het cimbaal Die uit vaak hele gore taal Of neem de derde violist Die elk gevoel voor netheid mist En daardoor gauw Bij elke vrouw Achter de netten vist
Of neem de juffrouw van de fagot Die d'r moraal is ook al rot Ze doet, dat is allemaal aangeleerd D'r is geen zonde Uitgevonden Die ze niet probeert Wat ze ook doet, het is verkeerd Ze staat bekend Bij elke vent Die een wat louche club beheert En is ze dronken als een kanon Dan staat ze naakt op het balkon
De contrabassist, een meidenlief De altviolist, een vuile dief Die, omdat hij zich thuis verveelt In elke winkel platen steelt Van de cellist Weet ik beslist Dat-ie opiumbollen teelt
U merkt wel dat al die musici Geen voorbeeld zijn van harmonie Ik werk in het concertgebouw En 't is dat ik niet van roddelen hou Want als ik alles zeggen zou Ontsloegen ze me gauw