Ik stal nooit slipjes van een waslijn Een hemd, een tanga of jupon Want ja, je weet nooit zeker of ze schoon zijn Ook vuile was wappert in de zon Ik stond nooit in halfduister in een tunnel En toonde aan passanten op de fiets Mijn jonge heer want ik ben jonge dame Dus van dat alles deed ik niets
refr.: Je zou dus denken: ik ben heel normaal Dat is ook zo, behalve dan die kwaal Ik kan er niets aan doen, dat is het gekke Ik val op ongeschoren nekken
Ik weet nog goed hoe het begonnen is Ik zat op een bank in de kerk Ik keek achterom naar de organist En zijn achterhoofd trof mij sterk Zijn kruin was kaal, de rest behaard Het vel hing tot over zijn boord En maandenlang werd ik geboeid Door zijn nek en niet door Gods woord
Ik ging nooit met een lifter van de snelweg Integendeel, ik zette ze thuis af Ik maakte mij niet schuldig aan voyeren Of het schenden van een graf Ik liet mij voor de liefde nooit betalen In heren heb ik helemaal geen zin Je weet vandaag de dag niet wat je oploopt Gelukkig heb ik een vriendin
refr.
Ik verhuisde naar een andere stad En ging daar naar een concert De pianist zat met zijn rug naar mij toe En ja, verliefd dat ik werd Ik viel meteen op zijn achterhoofd En niet op zijn quatre mains Maandenlang werd ik geboeid Door zijn nek en niet door Chopin
Mijn fiets is nu een keer of wat gestolen Maar nooit heb ik er zelf een weggehaald Zwart werken, nee, ik zou niet durven Ik word nog liever niet betaald Ook deze tent die wilde het wel zwart doen Dat zou je toch niet denken he, zo hier Ik heb geweigerd, hoor, ik ben goudeerlijk Mijn giro: 3486214
refr.
Mijn pianist speelde virtuoos Ik keek naar zijn nek en ik zong Maar op een dag liep hij naar het raam Schoof het gordijn opzij en sprong Ik stond alleen en zong niet meer Ik zwierf door een stad vol verdriet Bezocht een museum en ik zag Een schilderij van Magritte
Ik stal nooit schilderijen uit musea Nu kon ik de verleiding niet weerstaan Toen ik 'm in m'n tas had zitten Is het alarm daar afgegaan Suppoosten stroomden toe en gooiden mij Naar buiten en daar binnen bleef Margritte Van armoe ben ik zelf gaan schilderen Kelere, wat is dit een lang lied
Ik haal mijn modellen van de straat af En leg hun hoofd voor eeuwig vast Zo heb ik al, ik schat een stuk of dertig Onthoofde mensen in mijn kast