Straks speelt er weer een herder een lied op zijn schalmei. De karavaan trekt verder, de honden blaffen blij. Want straks wordt er gegeten, meer dan een dubb’le maat. Laat sprookjes voor poëten, het ruikt al naar gebraad. De wijn ligt te chambreren. Straks zal ’t diner verteren in welvoldane magen. Kerstnacht, schoner dan de dagen.
Straks zingt er weer een engel een breed en hemels lied. Een roos wiegt op haar stengel. Zij zien en horen niet want straks zullen wij vieren. De vrienden zijn verwacht. de stal met al zijn dieren ligt in moderne pracht. Laat sprookjes voor poëten. Ik wens je smakelijk eten, wij zorgen voor de magen. Kerstnacht, schoner dan de dagen.
Straks knielt er weer een koning met zijn gebruind gezicht, als jaarlijkse vertoning voor ’t kind dat daar ligt. Maar ’t is zo lang geleden en in de kerk is ’t koud, zo koud als de gebeden; ’t verhaal is al zo oud. Voor drie vorsten die knielen gaan duizenden aan ’t vernielen. Komt vrienden, vult de magen. Kerstnacht, schoner dan de dagen.
Straks neuriën stemmen vrede boven een oude stal. Maar ’t is zo lang geleden en morgen is er bal. De sprookjes zijn vergeten, de sneeuw van toen vergaat. Straks gaan wij lekker eten, het ruikt al naar gebraad. Slechts zij die honger lijden dromen van betere tijden en neuriën zacht met lege magen. Kerstnacht, schoner dan de dagen.