Je speelde met twee kleine witte schelpjes, Mandarina, en ik schreef twee gedichten in het zand. Ik heb je nog een stad beloofd in Thailand of in China; de wolken waren allen goud omrand.
Maar toen begon het buiten plotseling te gieten, we vluchtten in dat kleine restaurant. We aten economisch verse mosselen met frieten en buiten goot de regen op het strand. Al mijn gedichten waren verdwenen, mee met de golven over de zee. Maar ‘k was te oud om er over te wenen, daarbij, daar is water genoeg in de zee.
Ik heb je nog heel veel willen beloven, Mandarina, beloften zijn zo bitter gauw gedaan? Ik heb je nog een reis beloofd naar Thailand of naar China. de boot was mooi, hij heette “Volle maan.”
Maar telkens op de dag dat wij zouden vertrekken, dan hadden wij altijd een beetje pech. Men had helaas vergeten ons op tijd en stond te wekken en uit de haven was de boot al weg. Onze gedichten waren verdwenen mee met de golven over de zee. We waren te groot om er om te wenen, daarbij, daar is water genoeg in de zee.