Het ruim is geladen een reis voor de boeg Van Abbenbroek gaat het naar Rotterdam toe De schoonheid die hier op ons netvlies verschijnt Is Anna Jacoba die schudt, wipt en deint
refr.: Anna Jacoba, 'k wil met jou onder zeil In een Delftse gracht of desnoods op de Nijl En het kan me niet schelen wat mijn vrouw er van vindt O, Anna Jacoba 'k wil met jou door het lint
Harrie, de schipper, is als je hem kent Eigenlijk echt niet zo'n vrolijke vent Want al kent hij haar kont, al streelt hij haar kop Hij heeft in zijn leven een vreselijke strop
refr.
Dronken is hij toen getrouwd met zijn Greet Die iedere dag een mud aardappels eet Ze praat als een brulboei, weegt tonnen te veel Ze draagt zo'n corset en ze is nogal scheel
refr.
Greets nachtlingerie is uit zeildoek genaaid Van een groot zeil dat ooit kapot is gewaaid Een ketting draagt zij om de stevige nek van het anker van Anna Jacoba haar dek
refr.
Op zijn Anna Jacoba zit hij als een vorst Die gedachte alleen geeft hem vreselijk dorst Dus schuift Harrie behendig het zeildoek opzij En vindt er een oorlam van goed brandenwijn
refr.
Nu pakt hij de helmstok, maar ach het is mis 't Is jammer want Harrie houdt niet van vis Zijn Anna Jacoba schiet weg met een vaart Naar de Perzische Golf of iets van dien aard
refr.
Dus mannen, twee vrouwen, 't is slecht voor je lijf Je ziet dat aan Harrie want die is nu stijf Al lijkt dat misschien een beetje banaal Het is van dit lied toch de diepe moraal