De nachten zijn zo lang, ver van huis vandaan Sterren aan de hemel, de zee doet kalmpjes aan Wij zullen, zegt de schipper, niet op de klippen slaan Hij ziet ze in de branding, bij het schijnsel van de maan Het schijnsel van de maan
Voor de wind naar west; die ons naar Brontius leidt Maar wendt op tijd de steven van De Bevalligheijdt Er zijn zoveel schepen bij het schijnsel van de maan Op de klippen van Brontius met man en muis vergaan Met man en muis vergaan
Ik heb mijn ziel verkocht en m'n goed fatsoen Aan het tuig en uitschot; niets meer aan te doen We zijn muiters, we zijn moordenaars, die de duivel samenbracht En op de klippen van Brontius wacht hij ons in de nacht Hij wacht ons in de nacht
Geen zeeman of soldaat houdt gerust de wacht Als Brontius wordt genaderd, wordt een harde zeeman zacht Scheurbuik of zware storm, een kielhaling doorstaan Alles, alles liever dan op de klippen slaan Dan op de klippen slaan
De nachten zijn zo lang en Kaapstad is nog ver Al mijlenlang geleden verdween de avondster Ik bid voor elke zeeman, die zijn geloof verloor Dat God ons zal behoeden, wij komen er wel door Wij komen er wel door