Verdwenen van de aardbol In het park van vlezig schroot Vertellen ze in stilte 't Verleden kent geen dood De goeden zijn ook wat bevlekt De slechten niet zo kwaad De steen houdt alles dichtgedekt Ook wat hun eer nog schaadt
Ze staat te apegapen Bedenkt tijdens het gebed Bij wie hij heeft geslapen Waar ze'n hak werd gezet Mooi was hij niet, wel trots en sluw En kwetsbaar als een kind Meestal zacht, al leek hij ruw Zo werd hij 't meest bemind
Maar hij is doodgewoon Dood mevrouw Zwijgzamer dan ooit Dood Voorgoed onsterfelijk dood Doodgewoon Dood mevrouw 't Verleden krijgt altijd Zijn lofzang in de eenzaamheid
Verdomde smeerlap, denkt ze Wat pronk je in je graf Genietend van de tranen Van al wie om je gaf Ze blijven jou aanbidden Strelen zo je ijdelheid 'k Haal jou niet uit hun midden Dat deed zo pas de tijd
Ze prevelt 'n onze vader Legt een roos neer, stort een traan Wees gegroet, zo denkt ze Als de massa hier komt staan Ze treuzelt wat, heel even nog Weet je, 'n mens vergeet wel gauw "Een ding", zegt ze, "verbaast me toch Ik hou nog steeds van jou"