Zing ik een lied dan is mijn stem zijn rubberbuiging kwijt. ’t Soepel alle kanten uit klinkt rauw, als was er spijt. Alles lijkt nog maar een schijntje van wat het is geweest. Doelgerichtheid lijkt geboden, geen energie verspild. Maar de honger is niet minder ook al wordt die steeds gestild. In je brult het hong’rig beest.
Refrein: Tijd om groter te gaan wonen, tijd voor zonterras, ruim zicht. Tijd de hypotheek eens danig te verhogen. Wat met moeite werd veroverd is zijn glans al jaren kwijt, al presteer je evenveel of zelfs meer, in minder tijd. Maar gelukkig? Nee, gelukkig da ’s gelogen.
In ons huis is elke plint geschuurd en gladgestreken. Iedere klink fris gepolijst, iedere dorpel goed bekeken. Het wordt tijd om de bakens weer een keertje te verzetten. Niet gewend aan lege ruimtes, met de kinderen uit huis, wordt volmaaktheid een beklemming, voel je je niet langer thuis. Nieuwe leeftijd, nieuwe wetten.
Refrein
Niet gewend aan lege ruimtes, voel je je niet langer thuis. Alles lijkt op eens zo anders met de kinderen uit huis. De volmaaktheid als beklemming, in je brult ’t hong’rig beest. Morgenvroeg lijkt alles anders... dan het gisteren is geweest.