Mijn overgrootvader Die bracht 't niet zo ver Omdat 'ie nog ontzag had voor de mensen met ontzag Z'n hele leven bij een baas Toen werd 'ie ziek helaas Hij leed aan TBC dus kreeg 'ie dadelijk ontslag Hij stierf dan ook al snel Zonder dankjewel Maar dankbaar moet je zijn Nederig en klein Hij stierf zonder een cent Dat vond z'n vrouw dus niet zo fijn Maar dankbaar moet je zijn Nederig en klein Dus bleef ze redelijk, vriendelijk, geduldig en beschei'n
refren'
Mijn opa die was boer God vrezend, hart en stoer Zondags twee keer naar de kerk Dat hoorde toen nog zo Z'n dochtertje werd ziek Maar mocht van God geen prik Dus bleef ze voor d'r leven lang misvormd door polio Maar goed, ze ging niet dood De blijdschap was dus groot Dankbaar moet je zijn (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Nederig en klein (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Je gooit dan maar desnoods een scheutje water bij de wijn (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn) Want dankbaar moet je zijn (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Nederig en klein (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Al smaakt die wijn dan soms naar hele smerige azijn (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn)
refren'
Mijn vader stierf vrij jong Door kanker aan z'n long Na maanden in 't ziekenhuis wou hij 't liefste dood Maar als 'ie sterven zou Dan kwam de dokter gauw Die telkens op 't nippertje weer leven in 'm spoot Toen hij de pijp uitging was dat een opluchting Dankbaar moet je zijn (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Nederig en klein (dankbaar zijn, dankbaar zijn) 't Leven dat is heilig ook al barst je van de pijn (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn) Dankbaar moet je zijn (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Nederig en klein (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Wie leven wil gaat dood en wie sterft krijgt medicijn (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn)
refren'
En nu ben ik dus zelf Zo'n beetje op de helf Dat moet natuurlijk helft zijn maar dan rijmt 't niet zo fijn En nou pas zie ik in Het heeft totaal geen zin Om goed en braaf en zoet en lief en nederig te zijn Daar schiet je niks mee op 't Kost alleen je kop Want dankbaarheid is mooi Maar niet voor elke fooi Want anders leef je strakjes in een grote klerezooi Dankbaar zijn jawel (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Maar nimmer op bevel (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Al word je dat ook ingegeven met de paplepel (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn) Dankbaar zijn is goed (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Maar nooit wanneer 't moet (dankbaar zijn, dankbaar zijn) Omdat je daar uiteindelijk toch meestal zelf voor bloed (Dankbaar zijn, dankbaar zijn, dankbaar moet je zijn)