Ik was pas vier toen wij naar Ederveen verhuisde En in het begin was ik verschrikkelijk alleen Ik was de stad gewend met circus, trams en bioscopen En nu opeens alleen maar gras en wolken, vee en sloten om mij heen Het was achtenveertig toen mijn ouders gingen scheiden Wij waren arm, het meeste was nog op de bon En mijn moeder vond een baan als huishoudster om voor ons twee te zorgen Waarna de tijd die ik de perenbloesem jaren noemde begon
De tijd van perenbloesem was een tijd van onvervuld verlangen Zonder rechten, zonder eisen want die had je niet als kind Je moest naar school en naar de kerk met zijn psalmen en gezangen Waar de god der wrake heerste met een ijzig schrikbewind Volgens de dominee was god ook goedertierend Omdat voor Christenen de hemel open stond Toen ik hem vroeg of dat dan ook gold voorde dieren Was het antwoord nee, dat vond ik zo zielig voor mijn hond
Ederveen, gereformeerd en vaak bekrompen Elke dag een dik uur lopen naar de school van meester spek Op mijn stugge houten blank geschuurde klompen En het zakje boterhammen aan een koordje rond mijn nek Ederveen
De tijd van perenbloesem was toch ook een tijd van licht en ruimte Elk seizoen zijn eigen geuren, gras en bloemen, hooi en mest De tijd bestond wel maar het was anders, alles had zijn eigen tempo Ieder dier zijn eigen plek, een stal, een kooi, een hok, een nest Als ik uit school kwam dan was mijn moeder daar Dan had ze altijd de thee op het waxinelichtje staan Ze hield van mij maar voor het dorp bleef zij die stadse Die schoenen droeg en van haar man af was gegaan
Ederveen, een beetje stug en achterdochtig Tussen de velden vol met koeien, bieten, aardappels en graan Je kon zo liefelijk zijn en tevens zo hardvochtig Voor wie er plotseling alleen met zijn problemen kwam te staan Ederveen
Die tijd van perenbloesem heeft mijn toekomst fundament gegeven Maar de wereld van mijn moeder zakte weg in een moeras Ze had geen kueze maar het was beslist niet haar manier van leven En dat snapte ik pas lang nadat ze overleden was Vlak na de oorlog was gescheiden zijn een schande En ook om mij zal ze de stad wel zijn ontvlucht Maar toen het noodlot haar in Ederveen liet stranden Moet ze vaak hebben gedacht: Oh God, ik stik in dit gehucht
Ederveen, het dorpste dorp van alle dorpen Ik heb er lezen, schrijven, rekenen en schuldbesef geleerd En echt, de goede kanten heb ik nooit verworpen Maar ik weet wel, als God bestaat, dan is hij niet gereformeerd