Hij liep naar huis toe, des middags laat Het was een trieste dag Een mist was er, die als een wolk Over de straten lag Hij liep heel langzaam, men zag haast niets En rilde in zijn dikke jas En dacht dat zijn hart, als deze dag Zo lichtloos en vreugd'loos was Toen vroeg een vrouwestem uit de mist Of hij niet de weg voor haar wist
refr.: Het was een zachte, lieve stem Die klonk zo vreemd vertrouwd tot hem Een stem, waarvan hij toch niets wist Door de mist, door de mist
Hij zei: Ik breng u even weg U vindt het niet alleen En even later liepen ze Saam door de schemer heen Zij zagen bijna niets van elkaar En dat gaf een vreemde sfeer Als spraken ze ieder in zichzelf En kregen toch een antwoord weer Een vreemde vreugde vervulde hem Toen hij luisterde naar haar stem
refr.
Ze zei: U komt nu later thuis door mij Als maar uw vrouw niet wacht Ik ben gescheiden, leef alleen Zoals ik, sprak ze zacht Heel jong getrouwd en het ging niet goed En geen van ons had toch schuld Nu zou ik het wel graag overdoen Met meer verstand en meer geduld Ook ik, zei ze, ben eens weggegaan En nu maakte ik 't graag ongedaan
Het was een zachte, lieve stem Als lachte 't leven weer hem toe Om 'n stem, waarvan hij toch niets wist In de mist, in de mist
Ze waren eind'lijk nu bij haar huis Ze gaf hem stil haar hand Hij zei: Al zijn we vreemden, 't is Als bond ons toch een band U nam mijn eenzaamheid even weg Zie ik u nu nimmer meer? Zeg mij uw naam en beloof mij ook Wij zien elkaar spoedig weer Toen zei ze en glipte 't huis in gauw Hem de naam van zijn vroeg're vrouw
Toen kende hij de lieve stem Uit 'n ver verleden kwam die tot hem 't Geluk ging naast hem, zonder dat hij 't wist Door de mist, door de mist