Ik weet nog van mijn tienerjaren Hoe vreselijk geremd ik was Ik kleurde al bij 't woordje paren En schaamde als 'k aardkloot las Ik hoopte om geen beurt te krijgen Als 'k Calcutta aan moest wijzen En als de leraar Engels vroeg Hoe men snijden in die taal vervoegt De uitdrukking in zak en as Gebruikte ik veel later pas En bij alles wat ik niet zeggen dorst Heette ik ook nog Lilian van der Borst
En als ik worteltjes moest halen Of voor mijn moeder pruimen kocht Stond ik me half dood te schamen Terwijl ik om een pond verzocht Bij de aanblik van bananen Trilde ik op mijn onderdanen Bij negenenzestig schaamde ik mij (Dat jaar dat ging maar niet voorbij) En had iemand de pik op mij Ik viel liever dood dat dat ik het zei Daar was nog het aanstootgevende worst En die ellendige naam Van der Borst
Maar ik ben er overheen gekomen Ik werd een volwassen meid Het heeft een and're keer genomen Na mijn puberale tijd Ik werd harder en uitdagender Ik raakte mijn geremdheid kwijt Als ik nu merk dat ik aanstoot Wordt mijn vreugde pas echt groot Je zou moeten zien hoe ik geniet Als ik me voorstel als Lilian van der Tiet