Meneer Koek die zat rustig en tevreden op het terras Toch kon hij de onrust in zijn handen niet verhelen Meneer Koek kon plotseling soms de neiging niet weerstaan Om zomaar onverwacht een vreemde in 't voorbijgaan te gaan strelen Hij bloeide dan van liefde, aaide 'm teder op de wang De ander zei geschrokken dat hem zoiets ging vervelen Meneer Koek straalde hem toe en zei: Heel even, het duurt niet lang De ander zei: Ja, u maakt me niet gelukkig, alleen bang
Meneer Koek stond vredig wat te wachten op de tram Kocht een kaartje bij de conductrice van lijn 7 Toen ze het wisselgeld gaf, voelde hij haar hand en o Toen streelde hij haar neus heel vluchtig, stond even te beven Ze keek hem sullig aan, ze had het niet begrepen Hij wilde toch alleen maar wat troost en liefde geven Hij streek onder haar kinnetje en lachte haar maar toe Maar ze trok nijdig de hendel over en zei alleen maar: boe
Ach broze, breekloze tederheid Wint zoveel meer dan de grote gebaren Heb je te veel, dan moet je 't bewaren Eens komt de tijd, eens komt de tijd
Meneer Koek zat in de schouwburg netjes op de eerste rij Naast hem zat een dikke heer wat lui en lodderig te slapen Op het toneel weerklonk een kus, meneer Koek keek plotseling Smeltend naar zijn buurman, die met grof geschut wat woest begon te gapen Hij gaf hem een klein steuntje en trok zijn jasje recht En streelde zacht zijn kale bol en zoemde een klein liedje De dame aan zijn andere zijde stootte haar vriendin aan En kraaide in de stille zaal hoestend, proestend: Dat is een mietje
Meneer Koek ging 's morgens zwemmen in het vroege Marnix-bad Hij deelde 't stille water met een huisvrouw die wou duiken Ze dook onder hem door, kwam niet meer boven Meneer Koek voelde in de nattigheid zijn tederheid ontluiken De badman kwam haar redden, meneer Koek dreef op zijn rug En wachtte op het droge om ze samen te verwennen Eenmaal veilig aan de kant sloeg hij zijn handdoek om hen heen En streelde haar heel lief, maar ze duwden hem weer terug in 't water
Ach broze, breekloze tederheid Wint zoveel meer dan de grote gebaren Heb je te veel, dan moet je 't bewaren Eens komt de tijd, eens komt de tijd
Meneer Koek had een groot hart, maar toch bleef hij altijd alleen De liefkozingen werden door de mensen niet begrepen Het liefst sloot hij zich op, hij kwam nauwelijks meer op straat Om zich niet meer door zijn opwellingen mee te laten slepen Als u hem ooit herkent als hih 's nachts schuifelt door de straat Zeg dan gewoon: "Dag meneer Koek" en laat u rustig strelen En weest u maar niet bang om zijn geheim samen te delen Want u maakt een mens gelukkig en het duurt heus niet zo lang