Het achtbaar stadsbestuur heeft aan de honden 't zuur Siert ons met traliehek om onze kop en bek Geen onzer mag voortaan meer vrij uit wand'len gaan De gulden liberteit zijn wij thans kwijt Filax, Sultan, Azor, vergeefs is uw gemor Kardoes, Fidel en Kees, zij zijn vol angst en vrees Druipstaartend komen zij! O Amstels burgerij De hond, uw vriend voorheen, wordt nu vertreen Geen trouwe dienst of wacht die d'uitspraak iets verzacht Geen kwispelstaarten meer geeft ons de vrijheid weer Geen vlugheid op de jacht, als 't wild werd aangebracht Niets baat ons voor't geweld dat vonnis velt Door wrede hondenwet wordt ons goed recht verplet Het recht om vrij te zijn is nu maar louter schijn De schrijfster van Oom Tom, zij was voorwaar niet dom Geen zwarte slavernij, maar dood of vrij
Waar u een vriend verraadt met huichelend gelaat Daar blijft uw hond getrouw in vreugde of in rouw Heeft hij het vet of schraal, hij kiest voor 't rijkst Onthaal 't armoedigst stukje brood, dat overschoot Zijn meester is zijn vrind, die hij, ter dood toe, mint Die hij altijd herkent in welvaart of ellend' En naakt zijn levens perk, dan treurt hij op zijn zerk Dan ziet ge oprechte smart van 't hondenhart Wij, die niemand iets misdeen, zien thans het heerlijkst been Vergeefs op straat of gracht; schoon men van honger smacht Een nijdig lomp vizier, opzij met een scharnier Als oude ridders, puur van 't droef figuur Of als een boef in 't kot, met ketens om de strot Zo zijn wij uitgedost, daar niemand ons verlost O, Raad, herroep 't gebod! Verzacht ons gruwzaam lot Geen vuige slavernij, maar 'Dood of Vrij!'