de verre heuvels maken trage bogen aan de einder en het kopergele koren blikkert in de zon langsheen de open velden door het eeuwig groen der weiden loopt het oude wagenpad zijn weg doorheen de mulle grond en onder in het dal tussen het groene loof der eiken ligt het kleine dorp verscholen als in een oud verhaal witgekalkte gevels zoete geuren van jasmijnen alsof er nooit iets was veranderd en de tijd had stilgestaan
de dorpstraat ligt verlaten in de schaduw van de huizen alleen een trage fietser maakt krassen in het grint door de openstaande ramen komt de geur van de fornuizen het gefluister van de vrouwen of het schreien van een kind en over de bruine velden trekken traag de brede paarden langs de flanken van de heuvels plooien in het warme zand de boerenlijven buigen over de verse aarde alsof de grote meester Breughel ze daar had neergeplant
En hoog over dit alles klinkt een zachte melodie als een teken van de verre overkant de stilte van het land
hier leeft men met de eenvoud maar toch als kleine goden op het ritme der seizoenen een vredevol bestaan met regen zon en wind als trouwe bondgenoten bewerkt men er de aarde zoals men eeuwen heeft gedaan alsof de grenzen tussen heden en verleden zijn verschoven alsof er nooit iets was veranderd en de tijd had stilgestaan
Want hoog over dit alles klinkt een zachte melodie als een teken van de verre overkant de stilte van het land de stilte van het land