Er is geen hond die ik bewonder Die ik eigenlijk zoveel haat Ik bedoel hier in’t bijzonder dat het om de teckel gaat
Er zit geen hond zo opgesloten In een veel te kleine vacht Op vier veel te korte poten Wie heeft ooit zo’n beest bedacht
Voor de schepping toch het beste Als zo’n zwaar mismaakte hond Uiteindelijk ten lange leste Zijn omgeving niet verpestte En op aarde niet bestond
Er is geen hond die ik zou weten Die echt van een teckel houdt Alleen degeen die hem wilt eten En dus van chinesen houdt
Er zal geen hond zich ooit beklijven aan een teckel zwart of blond Hoe moet zij de daad bedrijven Met neem nou een Herdershond
Om dan maar vooral te zwijgen Als een teck-ellende reu Iets met een Bernhardshond zal krijgen Hoe moet hij die teef bestijgen Zonder hoogtevrees wat sneu
Er is geen hond zo uitgelaten Als een teckel doelbewust Blaft en bijt naar ledematen Waar ‘n hond geen brood van lust
Er is geen hond meer te vertrouwen Van het hele teckelras Ik zou in’t geheel niet rouwen Als er geen teckel meer was
Baasjes stop dus maar met fokken Scheidt het teefje van de reu Of bevries de eierstokken Dat voorkomt veel hondebrokken Dat is beter voor ’t milieu
Er is geen hond te onderscheiden Van z’n baas als mensensoort zou er een teckel overlijden Leeft’ie in z’n baasje voort
Het verschil slechts tussen beiden Is dat geen hond met wat fatsoen De ander zo maar zal bestrijden Terwijl de mensen dat wel doen
Dus alle macht aan reu en teven Alle bazen aan de lijn Zo wordt toch een hondeleven Op de lange duur nog fijn
Als er één hond is misprezen Is het wel de teckel hoor En ik hoop dan ook bij deze Dat ie lekker door blijft kezen Daar is iedere teckel voor