Ik ga niet vaak meer naar het huis Waar jij bent opgenomen D'r zal wel niets veranderd zijn Maar morgen wil ik komen Je zult, denk ik, wel niet beseffen Dat ik naar je kijk Mijn lief, je bent al zoveel jaar Een ongestorven lijk
Daar lig je in een bed te vegeteren Je blik is leeg en wendt zich nooit naar mij Je handen liggen roerloos op de sprei Geen woord, geen wenk, geen kracht om je te weren Dit leven moeten wij maar zien te delen met z'n twee Morgen neem ik bloemen voor je mee
Weet je nog, die tuin van ons Je was er altijd graag aan 't werk In 't hoekje met de meeste zon Plantte je een rozenperk Weet je nog, die tekening Op het beslagen keukenraam Een hartje met een pijl erdoor En daaronder onze naam Tja, nu zit er thermopane Dus die ene ruit is weg Maar de rozen staan er nog Overschaduwd door de heg
Ik ken je, en ik ken je wens Je niet te laten kooien Maar niemand gaf je ooit de kans Je sterven te voltooien De toga en de witte jas Beletten je te gaan Genadeloos rechtvaardig En onmenselijk humaan
Dit jarenlange rusten zonder vrede Dit leven in een schimmig niemandsland Wie stopt dat ooit? Wie staat er aan jouw kant Wie vraagt zich af hoeveel je hebt geleden En wat heb ik je meer te bieden dan een lief cliche Morgen neem ik bloemen voor je mee
Kom jij in m'n droom misschien Zeggen dat ik iets moet doen Jij verschijnt me elke nacht In een soort van visioen Midden in het rozenperk Lig je, met een bleek gelaat In een witte kist waarvan Het ruitje telkens weer beslaat Dan zie ik dat je hand beweegt Je tekent op het matte glas Een hart, en dan een pijl erdoor En daarna nog vier letters: HELP
Ik zie de richting die jij hebt gekozen En ik, ik zal je steunen in de strijd Tot jij van al je boeien bent bevrijd Ik geef je vast een bosje witte rozen Als teken van mijn ja tegen het duizendvoudig nee Morgen neem ik bloemen voor je mee